Epen
Epen, in het Limburgs: Ieëpe, is één van de zuidelijkst gelegen dorpen in het Europese deel van het Koninkrijk der Nederlanden. Alleen de buurtschappen Plaat, Terpoorten, Diependal, Terziet en Kuttingen liggen nog net iets zuidelijker.
Van oudsher hoort het dorp bij de gemeente Wittem, die in 1999 met Gulpen fuseerde tot de nieuwe gemeente Gulpen-Wittem. Epen is een plaatsje in het Zuid-Limburgse Heuvelland, bekend vanwege de vele vakwerkhuisjes. In en rondom Epen staan nu zo’n 480 woningen met ongeveer 1.120 inwoners, waarvan 740 in het dorp zelf wonen.
Bij het dorp bevinden zich de twee watermolens Volmolen en Eper Molen. De Volmolen is waarschijnlijk het bekendste gebouw in het Geuldal. De molen was ooit onderdeel van de lakenindustrie in Vaals. De molen ligt aan de Geul en daarom was er veel water beschikbaar om te kunnen vollen. Vollen is het vervilten van wol.

Volmolen – Epen – Vakantie in Limburg
In het dorp Epen zelf staat de Sint Paulus Bekering, een katholiek kerkgebouw in neoclassicistische stijl, met in diens nabijheid de Kapelanie. Ten oosten van het dorp ligt op een heuvelkop het gebouw Emmaus.
De Heimansgroeve bij Epen
De Heimansgroeve, genoemd naar de bevlogen natuurpropagandist Eli Heimans, ligt vlak bij Epen. Er komen oude geologische lagen uit het Carboon aan de oppervlakte.

De Heimansgroeve – Epen – Vakantie in Limburg
Zinkviooltje
In Epen komt het voor Nederland unieke zinkviooltje voor. Dit komt doordat er zinkerts in de bodem aanwezig is. Dat zink wordt door de Geul aangevoerd vanuit het Belgische Kelmis, waar tot in de twintigste eeuw diverse zinkmijnen gehuisvest waren. Naast het zinkviooltje komen ook nog de zinkboerenkers, de blaassilene en het schapengras voor.
De geschiedenis van Epen
De naam “Epen” is afgeleid van een Germaans woord met mogelijk een Keltische oorsprong, “apa”, een woord voor “water”. In de Romeinse tijd werd de omgeving gekoloniseerd. Legionairs die hun tijd uitgediend hadden, kregen een stuk land toegewezen dat in ontginning werd gebracht. Hieruit zouden later de grote Romeinse hoeven ontstaan: de villa’s, waarvan er diverse in de omgeving zijn opgegraven.
Epen was in de vroege Middeleeuwen privé eigendom van de Karolingische koningen. In 1041 duikt de naam voor het eerst op als “Apine” in een akte van de Roomse Koning Hendrik. In 1056 heeft de tot Duits Keizer gekroonde Hendrik goederen “in villa Apensis” aan het Sticht Burtscheid vermaakt. Tot aan de Franse tijd in 1794 bleven de Epense bezittingen in handen van deze abdij. Epen behoorde samen met de nabijgelegen dorpen Mechelen en Wahlwiller tot de enige Nederlandse plaatsen die ooit tot het Hertogdom Limburg hebben behoord.
Na de Middeleeuwen heeft de omgeving veel te lijden gehad van oorlogshandelingen en van rondtrekkende bendes gedeserteerde soldaten. Er heerste veel armoede. De armoede is waarschijnlijk ook een van de redenen dat er zoveel vakwerkgebouwen zijn blijven bestaan.
Pas tussen de beide wereldoorlogen begint de welvaart toe te nemen. Epen wordt dan toeristisch ontdekt door mensen met belangstelling voor de natuur en voor de geologie. Onder een van de eerste toeristen die Epen bezocht hebben, bevond zich Eli Heimans, onderwijzer uit Amsterdam en bevlogen natuurpropagandist. Hij was onder meer een van de oprichters van de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten, samen met de in Maastricht geboren Jac. P. Thijsse, de schrijver van veel boeken over de natuur.
Naar aanleiding van zijn vakantie in 1910 te Epen schreef hij het boekje “Uit ons Krijtland”, waarin hij de omgeving van Epen beschreef. Veel ervan is nu nog terug te vinden. Zijn naam komt een aantal keren voor in het Epense: het Heimansreservaat (het Onderste- en Bovenste Bos te Epen), de Heimansgroeve (langs de Geul ten zuiden van het dorp, waar Carboongesteente aan de oppervlakte komt) en ten slotte de Heimansstraat te Epen.
Het oude schoolgebouw “Patronaat” is de bakermat van het festival Kunstdagen Wittem. In 1986 en 1987 werden hier op initiatief van musicus Luc ten Klooster de eerste “Kamermuziekdagen Epen” georganiseerd. In 1988 leidde dit, mede dankzij de inzet van de plaatselijke timmerman en kunstliefhebber Paul Groneschild, tot de oprichting van het jaarlijkse festival Kunstdagen Wittem waar vele bekende musici optraden. Omdat het Patronaat te klein werd voor het festival en in 2001 de monumentale Kloosterbibliotheek van Wittem beschikbaar kwam, verhuisde in dat jaar het festival naar Wittem.